dinsdag 15 maart 2011

Vrouwen, vrouwen, vrouwen

Op het drukke Stationsplein van Wijk aan Zee stond ik gezellig te keuvelen met Azra over de macht van de schrijver, toen het plotseling tuinbonen begon te regenen aan onze voeten. Het duurde niet lang, maar het was voldoende om een aardig stapeltje te vormen, verse, frisgroene, jonge tuinbonen, nog in de dop, een kilo of twee, genoeg voor twee personen. Het jonge meisje staarde verbaasd naar de grond. Ze keek weer naar me op en vroeg met grote bruine ogen:
- Hoe kan dat nou? Waar komt dat vandaan? Deed U dat? -
- Tja....ach….zo moeilijk is dat niet - zei ik, nonchalant mijn schouders ophalend.
- Maar hoe deed U dat dan? –
Wat zag ze er toch aandoenlijk uit met dat prachtige, lange zwarte haar vol met kleine kroeskrulletjes en die ogen vol verwondering. En zo jong nog, hooguit 22 jaar.
- Maar meisje, ik zei je toch dat ik schrijver ben -
Ze keek weer naar de grond tussen onze voeten en schudde even met haar hoofd alsof ze niet geloofde wat ze zag. De volle bos met zwarte krulletjes zwaaide langs haar hoofd. Met een niet begrijpende blik vol ontzag keek ze weer naar me op – ze was namelijk een kop kleiner dan ik – en zei:
- Dus U heeft ze geschreven….die tuinbonen? -
- Je bent snel van begrip, dat bevalt me wel – antwoordde ik zelfverzekerd.
- Of is het een truc? -
Haar ogen verraadden een zekere achterdocht, wat mijn ergernis opwekte.
- Een truc?!.....Een truc?!...Wat denk je wel! Als het een trucje was, zou iedereen het kunnen leren – zei ik op harde en belerende toon. Ze schrok er van en liet beschaamd haar hoofd vallen. Na een kort moment van bezinning ging ze verder:
- Maar….maar….waarom tuinbonen? -
Ze vroeg het weifelend, bang om een domme vraag te stellen. Ik kreeg met haar te doen. Ze was plotseling zo onzeker, zo broos, alsof haar wereldbeeld op zijn kop stond. Ik besloot haar uit die staat van bevreemding te halen:
- Ik had vanzelfsprekend ook iets anders kunnen schrijven, sperziebonen bijvoorbeeld, broodjes shoarma, zelfs niet eetbare voorwerpen zoals toiletrollen of aanstekers kwamen in aanmerking. Maar dat vinden de mensen te gewoontjes tegenwoordig, daar kijken ze niet van op. Ze zouden er langs lopen en het als oud vuil laten liggen, het misschien niet eens opmerken. Verse tuinbonen daarentegen kent men niet meer. Ze worden nauwelijks nog gegeten. Men zou denken: ‘He, wat ligt daar voor uitheemse groente?’ En de belangstelling is gewekt. Begrijp je? -
Ze knikte aarzelend en keek schuin omhoog naar het hemelse blauw. Wat was het toch een heerlijke dag. Op het Stationsplein liepen de mensen in het weldadige lentezonnetje zorgeloos en opgewekt langs ons heen. Ze lachten en knikten vriendelijk naar ons. ‘Laat ik deze sfeer nou eens niet verpesten’, dacht ik nog.  Op het gezicht van Azra zag ik de volgende vraag zich al weer vormen. Ze hield haar mooie hoofdje een beetje schuin, bewoog haar tot kleine streepjes geëpileerde wenkbrauwen en grimaste met haar mond.
- Zijn ze echt? – Ze keek weer naar het stapeltje tuinbonen aan onze voeten.
- Ben ik eigenlijk wel echt? – voegde ze er vlug aan toe, met nadruk op het woordje ‘ik’.
Ik glimlachte en bukte me om een niet al te grote, jonge tuinboon op te rapen. Eenmaal overeind gekomen vroeg ik haar een hand op te houden. Ik brak de tuinboon doormidden, toonde haar de vezelige structuur van de schil en liet haar er aan ruiken. Vervolgens kneep ik boven haar geopende hand in de schil en er gleed een onbeschadigde, gladde, roomwitte boon in haar hand.
- Kijk – zei ik zacht, - Dit is het leven, zo begint het. Gaaf, broos en puur. Is dit echt of niet, Azra? -
Ze staarde een eeuwigheid naar het blanke boontje in haar hand. Ik zag haar gedachten rondtollen op haar aantrekkelijke gezicht, haar van nature licht getinte huid kleurde op van opwinding. Ze keek naar me en boorde haar ogen in die van mij. Zelfs de voorzitter van de raad van bestuur van een multinational zou er de passie onmiddellijk in herkennen. Ik wist dat ik haar voor me gewonnen had en vroeg:
- Wil je met me naar bed? -
Betrapt en beschaamd sloeg ze haar ogen neer. Er kleurde een rode blos op haar wangen en ze wriemelde zenuwachtig met haar handen aan de onderkant van haar korte T-shirt, waarbij ze de boon op de grond liet vallen. Ik zag een randje blote huid van haar strakke buik. Ze deed een stap naar voren, sloeg haar beide armen om me heen, drukte haar warme lichaam tegen me aan en keek smachtend naar me op. Ze stelde haar laatste vraag:
- Waarom?....waarom schrijft U? –
- Hierom – antwoordde ik kort.
Haar zinnelijke lippen bewogen zich naar de mijne. De passanten op het Stationsplein van Wijk aan Zee bleven even stil staan om vaderlijk glimlachend mee te genieten van dit ontroerende schouwspel.
Maar ruw duwde ik haar van me af.
- Stop, dit is niet de bedoeling. Ik ben 56 en jij 22 jaar oud. Bovendien ben je mijn type niet, veel te mager -
Ik moet toegeven dat er een trilling in mijn stem klonk, een trilling van opgekropte spanning. Azra stond er onthutst en verslagen bij, haar armen slap langs haar lichaam, haar schouders licht gekromd, haar ogen gebroken.
- Te mager….? – stamelde ze ontdaan. – Maar U kunt me toch wat dikker schrijven? -
Het was haar laatste wanhoopspoging. De mensen op het Stationsplein liepen ontgoocheld weer door. Ik schudde mijn hoofd, keerde me om en beende van haar weg.

Ik voelde haar blik nog in mijn rug toen ik onze huiskamer binnen kwam, waar mijn vrouw Tinie verdiept was in een reclamefolder.
- Zo, waar was je? – vroeg ze werktuigelijk.
Ik vertelde haar het hele verhaal van Azra en ze luisterde geamuseerd.
- Tuinbonen zijn niet uitheems en Wijk aan Zee heeft geen Stationsplein – zei ze droogjes –
- Dat weet ik ook wel, daar gaat het toch helemaal niet om! – morde ik.
Ze nam de reclamefolder in haar handen en zette haar bril weer op. Er viel een lange stilte en ze veinsde weer volledig in beslag te zijn genomen door de aanbiedingen van de plaatselijke supermarkt. Maar na enige tijd kon ze toch niet nalaten om op kruiperige toon te vragen:
- Kan je mij niet wat slanker schrijven? –