dinsdag 20 september 2011

Dichten

Vandaag las ik de dichtbundel ‘Tenlotte wint de liefde’ van Maarten Willems.
Ere wie ere toekomt: hij heeft me geïnspireerd tot het schrijven van deze korte blog.

Gedichten zijn aan mij niet besteed. Ze zijn meestal kort en krachtig, mij wezensvreemd dus. Het enige gedicht dat ik kan waarderen, is ‘Heet van de naald’ van Max de Jong. Maar dat is dan ook een heel lang gedicht over een gemiste kans in de liefde. Toen ik dit las was ik zestien en worstelde ik met dezelfde problematiek. Ik was verliefd op alle meisjes van de klas, nou ja, behalve op Marijke Slachter dan. Haar vader had een slagerij bij ons in de straat waarvan mijn moeder zei dat het een rovershol was. Wat ze daarmee precies bedoelde is me nooit duidelijk geworden. Bij het avondeten gaf mijn moeder af en toe een hint: “ Deze borstlapjes  van Van der Kamp zijn tenminste echt rood, heel anders als die van Slachter en de helft goedkoper!”. Volgens mijn moeder was er in de hele wereld geen  beter vlees te koop. Ik hield niet van borstlapjes, maar ik prees me gelukkig dat ik in ieder geval goede kwaliteit at. Als ik overdag in de klas tegen de rug van Marijke Slachter aankeek – ja, tot overmaat van ramp zat ze vlak voor me- zag ik verkleurde borstlapjes waarin dollartekens stonden gedrukt in plaats van ribbels. De hele dag had ik een zurige smaak in de mond. Op Marijke was ik dus niet verliefd, wel op alle andere meisjes van 5E . Maar al die verliefdheden bleven onbeantwoord.

Mede geïnspireerd door mijn leraar Nederlands, de heer Steen, begon ik mijn ziekelijke verliefdheid vorm te geven in poëzie. Zo herinner ik mij het volgende gedicht:

De bewegende billen van Valentina Jansen
maken mijn gedachten zoveel lichter
ach, kon ik nu maar een beetje dansen
of liever nog: was ik maar een dichter
haar gezicht is zoveel zachter
dan dat van Marijke Slachter

Toen ik het trots aan de door mij geadoreerde meneer Steen voorlegde,  volgde een wat onderkoelde reactie:
- “Misschien moet je eerst nog wat meer poëzie lezen. Het is belangrijk om goed naar voorbeelden te kijken. En ik begrijp niet wat er mis is met het gezicht van Marijke.”-
Hij raadde mij de bundel ‘Heet van de naald’ aan.
- “Dat is het hoogtepunt van de Nederlandse dichtkunst” – voegde hij er nog aan toe
Na het lezen van dit meesterwerk was ik voorgoed genezen van de poëzie. Beter kon het niet worden, dichten was een totaal zinloze bezigheid geworden in mijn puberogen. Ik heb nooit meer een gedicht gelezen of geschreven.

Nu wil het toeval dat ik gisteren Marijke Slachter tegenkwam. Ik had haar meer dan 20 jaar niet gezien, maar herkende haar meteen. Ze zag er nog prima uit met haar rode wangen. Ze leek heel blij  me te zien en keek me met een indringende blik aan. Ik speurde naar verkleurde borstlapjes, maar kon niets ongewoons aan haar ontdekken.
 “Hoe is het met je vader? Is hij nog steeds slager?”, vroeg ik haar voorzichtig, bang om een treurig relaas over faillissement en armoedige oude dag te moeten aanhoren.
“Nee, mijn vader is al lang gestopt. Hij heeft het zakelijk heel goed gedaan. Hij had een vooruitziende blik en was de eerste slager die eerlijk en biologisch vlees verkocht zonder kleurstoffen. Hij had een hele keten van slagerijen, die hij 5 jaar geleden voor een goede prijs heeft verkocht”, vertelde ze trots.  Haastig nam ik afscheid van haar, in de hoop dat ik snel genoeg was om het opkomende schaamrood op mijn wangen voor haar verborgen te kunnen houden. Ik vluchtte de eerste de beste winkel in. Dat bleek een boekhandel te zijn.

Met het late besef dat de borstlapjes  van Van der Kamp niet de beste van de hele wereld waren, schoof ik voorzichtig richting de poëzie afdeling. Afwezig pakte ik het bundeltje ‘Tenslotte wint de liefde’ en dacht terug aan al die onbeantwoorde liefdes en de blik van Marijke Slachter van een paar minuten geleden.  Mijn handen gleden over de gladde kaft van het boekje met de wulpse afbeelding. Ik kon de verleiding niet weerstaan, sloeg het open op pagina zeven en las:

De meeste dichters
die van hun werk
kunnen leven
zijn dood

En ik begreep dat niet alleen mijn moeder, maar ook meneer Steen mij had misleid.